Het epos van Gilgamesj

Samenvatting van het verhaal:
Het epos van Gilgamesj

Toen de goden Gilgamesj schiepen ontwierp de godin Aroeroe (moeder van de schepping) het beeld van zijn lichaam en de hemelse god van de zon, Oetoe (ook Sjamasj genoemd, het Hogere Zelf), voorzag hem van schoonheid, terwijl Adad, de god van de storm en de strijdvaardigheid,  hem moed schonk. Hij was tweederde goddelijk en één derde menselijk.
Hij groeide uit tot een krachtige, zeer actieve en wellustige man die ook vele gevaren trotseerde en een groot veldheer was. Hij was ook koning van Oeroek. Hij was beroemd en machtig, maar gunde zijn volk geen rust door zijn tirannieke optreden. Hij was vooral bekend omdat hij muren rond zijn stad bouwde met binnenin, in het centrum,  haar heiligdom, nl.: de tempel van Anoe en Isjtar (Inanna).
Oeroek werd beschreven als een drie vormige en een halve stad  die beveiligd werd door een poort met 7 grendels. (1)De stad zelf, (2)de boomgaarden, (3)de keiputten en (0,50)de binnenste tempel voor Anoe en Istjar.  Deze stad was de aardse weerspiegeling van het hemelse archetype.

Niemand kon echter de hartstochtelijke kracht van de jonge beschermer en koning beteugelen. Zijn onderdanen moesten voortdurend voor hem klaar staan en hij eiste ook het recht op van de eerst nacht van de bruid , het recht van het ontmaagden van de vrouwen van zijn onderdanen, zodat hij de positie had van het verwekken van al zijn onderdanen, maar… De mannen van Oeroek waren verbolgen en kloegen bij Anoe.
De grote Anoe hoorden hun gejammer en besloot dat Gilgamesj een vriend en ‘evenknie’ nodig had, op wie de koning zijn energie zou kunnen richten. Hij riep tot de moeder van de schepping: ‘ Jij Aroeroe, schep een tweede beeld (als evenknie) van Gilgamesj en moge dit beeld gelijk zijn aan de onstuimigheid van zijn hart, laat die twee elkaar ontmoeten en strijden zodat er vrede zal heersen in Oeroek’
En, Aroeroe nam het beeld van Anoe in haar hart en schiep de dappere Enkidoe, een strijder gelijk de oorlogsgod Ninoerta. Zijn hele lichaam was dicht behaard, zijn hoofd bedekt met lange haren, hij kende mens nog vaderland, hij was gekleed in het gewaad van de God van het vee, rende als de gazellen door het gras, dronk met de wilde dieren aan de waterpoelen…hij, was de oorspronkelijke mens van voor de tijd dat denken en bewustzijn was ontwaakt… hij liep en leefde tussen de dieren en bevrijde hen uit de vallen van de mensen…tot grote ergernis van de jagers.
Ze stuurden daarom een tempel vrouwe, uit de tempel van Istjar,  op hem af, om hem te ‘temmen’ met de ‘magische kracht’ van de vrouw. En 6 dagen en 7 nachten bleef hij bij haar en ze bedreven de liefde,…doch daarna,  waren de wilde dieren niet langer met hem vertrouwd en angstig liepen ze van hem weg. Toen Enkidoe hen probeerde achterna te rennen…begaven zijn knieën het…hij was ‘zwak’ geworden en kon niet meer zo hard lopen als tevoren, hij was niet langer een herder bij de beesten en zijn totale verbondenheid met de natuur en de wezens van de natuur was verdwenen…de vrouwe had hem…kennis gegeven… de kennis van de beschaafde wereld: de omgang met mensen, wassen, kleding dragen, bier drinken, brood eten,…hij had  kennis gekregen en een eigen denkkracht… ….hij was mens geworden, maar daardoor vervreemd van de zuiver natuur. Toch bezat hij nog een ontzagwekkende ‘kracht’…om op ‘leeuwen’ te jagen. De herders en de jagers konden nu rustig slapen want Enkidoe zou de wacht houden…een ‘held’ die zijn gelijke niet kent.
Enkidoe richtte zich toen opnieuw tot de tempel vrouwe en ze vraagt hem om met haar mee te gaan naar het hart van de stad, naar de tempel van Anoe en Istjar…Daar zou hij Gilgamesj kunnen ontmoeten…de vreugde-leed mens die dag en nacht wellustig actief is.  Ze verwittigt hem wel dat hij enkel tegen Gilgamesj zou kunnen ‘winnen’ als hij zichzelf, de vijand van zijn woede en zijn frustratie maakt en, zijn arrogantie matigt …… pas als hij dat kan…dan, zal hij in staat zijn ‘een vriend’ te redden. ‘Want’ zo zegt ze nog: ‘Sjamasj, de god van de zon houdt van Gilgamesj en, Enlil en Enki hebben zijn geest verruimd zodat hij zal weten dat je er aan komt…wees dus op je hoede’.

Ondertussen krijgt Gilgamesj inderdaad dromen waarin hij op de hoogte wordt gebracht van de komst van Enkidoe .
De vrouw neemt Enkidoe dan mee naar de stad Oeroek en daar vernemen ze dat er een bruiloft zal gevierd worden en ..dat Gilgamesj ‘het recht van de eerste nacht’ zal uitoefenen.

Enkidoe ontsteekt hierop in grote woede over dit gebruik,… en die nacht…verspert hij Gilgamesj de weg en belet hem het huis van de bruid binnen te gaan. Ze grijpen elkaar beet en houden elkaar als stieren in bedwang en ze vechten tot Gilgamesj zijn knieën buigt en zijn voet plant in de grond en…op dat moment verdwijnt de woede van Enkidoe. Hij bedaart en zegt tegen Gilgamesj: ‘ je moeder baarde een uitzonderlijk man, de wilde koe van de stal verhief jou hoofd boven al de anderen. Er is geen ander als jij hier op aarde…Enlil heeft jou het koningschap gegeven, en jou voorbestemd tot koning van het volk’ ..daarna omhelzen ze elkaar en sluiten vriendschap.

Vanaf hier gaan Enkidoe en Gilgamesj als één verder, trouw aan elkaar en aan de dood. Ze worden gezien als Gilgamesj- Enkidoe: de vereniging van hemel/vuur en aarde/water, van geest, ziel en lichaam in een compleet zevenvoudig deelgenootschap.
Vanaf nu zien we een meer menselijkere Gilgamesj. Maar… Enkidoe klaagt over de gevolgen van het feit dat hij nu in de stad moet leven… hij voelt zich verstikt en zijn energie ebt weg. Waarop Gilgamesj hem voorstelt om, bij wijze van bezighoudt, naar het cederbos te reizen en daar de bewaker te verslaan, de woeste reusgod Choembaba. Doch, Enkidoe aarzelt om deze ongelijke strijd te gaan leveren. Maar Gilgamesj zegt, dat ze door het doden van Choembaba het kwaad uit het land kunnen verdrijven, en hoewel Choembaba levensgevaarlijk is, zegt Gilgamesj dat ze via de opening van zijn mond de hemelen kunnen binnen gaan en eeuwige roem zullen verwerven.
Enkidoe noch de raadslieden van Oeroek kunnen Gilgamesj nu nog op andere gedachten brengen.  Nu hij dit heeft uitgesproken, volgt hij een dieper motief dat hij zelf niet volledig kan begrijpen noch kan kennen. Maar, hij kan het ook niet kan loslaten…zijn moeder smeekt dan aan de god Sjamasj om Gilgamesj aan te bevelen bij de wachters van de nacht en hem te helpen bij deze strijd. (dit alles duidt op een inwijdingsverhaal) Ze krijgt een hoop raadgevingen die ze daarna aan Gilgmaesj door geeft.

Nadat hij zijn moeders raadgevingen heeft ontvangen gaan Gilgamesj en Enkidoe op pad, met 7 strijders en 50 ongehuwde mannen, op een moeilijke reis naar het bos van Enlil om de zevenvoudige verschrikkelijke bewaker te vernietigen en de grote ceder te vellen. Ze gaan 6 dagen en 7 nachten en, ieder nacht moeten ze een bergketen of berg oversteken, na elke dag moeten ze een bron graven voordat de zon ondergaat. Daarna klimt Gilgamesj op een berg om zich te verzekeren van een droom, als een bericht van Sjamajs om hen te begeleiden.
Telkens krijgt Gilgamesj echter een onheilspellende droom die Enkidoe echter elke keer positief wordt uitlegt.
(Vijf dromen zijn gedeeltelijk bewaard gebleven:
Gilgamesj stond in een diepe bergkloof en de berg viel over hem heen
De berg viel en raakte Gilgamesj waardoor zijn voeten beklemd raakten. Toen verscheen er een verblindend licht waarin iemand stond in met een ongelofelijke gratie en schoonheid die Gilgamesj onder de berg uit trok en hem te drinken gaf. Hij troostte hem en bracht hem weer op de been.
gunstig
gunstig
Hierin greep Gilgamesj een wilde stier vast die met zijn geloei het stof hoog de lucht in deed stuiven. Hij zonk op zijn knieën en net als in de tweede droom wordt hij door Sjamasj bevrijd en krijgt hij water van zijn innerlijke god.)

Naarmate Gilgamesj en Enkidoe dichter bij het bos komen groeit hun opwinding en wanneer Sjamasj hen de boodschap geeft dat Choembaba reeds zes van zijn zeven mantels heeft afgelegd komen ze in actie. Doch, Enkidoe verstijft van angst en het is Gilgamesj die hem gerust stelt door te zeggen dat ze dit samen gaan doen ‘Want hierdoor zal ieder zichzelf beschermen’ zegt hij ‘en tevens zal hij zijn metgezel redden’. Enkidoe ontspant waarop hij zegt: ‘ een glibberig pad boezemt twee mensen die elkaar helpen geen angst in, een driedraads touw kan niet worden doorgesneden’ en…zo gaan ze samen weer verder.

De 7de dag komen ze bij de cederberg aan, de verblijfplaats van de goden,  en het woud sterkt zich uit als een prachtige mantel. Ze zien de hoge ceders van het cederbos en ze zien ook hoe breed en goed begaanbaar het pad van Choembaba  is en …daar is hij dan, het monster wiens gelaat vaak verandert en daardoor verwarring sticht op het bergpad ….ze komen meteen in actie.en… met de hulp van Sjamasj wordt Choembaba verslagen. Deze smeekt op het einde  om hem niet te doden en hij belooft Gilgamesj zijn dienaar te worden…Gilgamesj krijgt medelijden maar Enkidoe laat zich door Choembaba’s bedrog en listen niet misleiden en overhaalt Gilgamesj om Choembaba dood te slaan. Hij treft hem dodelijk in de hals en…na drie krachtige slagen valt Choembaba op de grond en zijn bloed verdwijnt in de aarde….Gilgamesj heeft de wachter van de ceders doodgeslagen en ze juichen. Nu dringen ze verder door het woud en met de last van 10 talenten, vellen de hoogste ceder.
Met het hout van deze ceder werd een deur gemaakt voor de tempel van Enlil in Nippoer….en…In een overwinningsroes gaan ze terug naar Oeroek waar Gilgamesj zijn koninklijke gewaden aantrekt en …trots zijn kroon opzet.  Juist op dat moment ziet Istjar hem en ze ziet zijn mannelijke schoonheid..meteen doet ze hem een aanzoek om haar minnaar te zijn. Doch Gilgamesj is bang van haar. Hij herinnert zich wat er allemaal met haar vorige minnaars gebeurt is en… en hij wijst haar af.  Vernedert en verbolgen gaat Istjar klagen bij  Anoe waar ze de beschikking eist van de hemelstier om Gilgamesj en zijn stad een lesje te leren…na de nodige dreigementen van Istjar geeft Anoe toe. Maar Gilgamesj en Enkidoe verslaan de stier, en ze doden hem ook. Ze trekken zijn hart er uit en presenteren het aan Sjamasj en een dij van de stier word smalend naar Istjar gegooid. Gilgamesj zelf legt beslag op de hoorns, het symbool van meesterschap, wijsheid en overvloed en hangt ze in het vertrek van waaruit hij regeert.

Nu is het Anoe’s beurt om boos te zijn en … hij eist de dood van de twee mannen, als weerwraak op de dood van zijn stier. Doch op voorspraak van Enlil wordt Gilgamesj gespaard, alleen Enkidoe moet sterven…deze wordt via een droom van zijn naderende dood op de hoogte gebracht en…

Kort daarna sterft Enkidoe inderdaad. Gilgamesj is wanhopig en voor het eerst voelt hij angst voor de dood…het is nu niet meer genoeg dat zijn naam onsterfelijk is, ook wenst hij onsterfelijkheid voor zichzelf. En…hij besluit om zijn verre voorvader Oetnapisjtim (Zioezoedra in de aller eerste geschriften) die de grote vloed had overleefd, te gaan zoeken, om van hem het geheim van het eeuwig leven te vernemen.
Nog treurend om het verlies van zijn metgezel gaat hij op pad. Hij gaat door de wildernis en doorkruist onneembare bergen, hij reist over enorme zeeën en vecht met wilde dieren en dit alles zonder voldoende slaap om tot rust te komen…
Uiteindelijk komt hij aan bij de berg Masjoe. De berg met de dubbele pieken die reiken tot aan het hemelgewelf en de voet die de onderwereld raakt met in het midden de poort waardoor de zon opkomt en ondergaat.  De poort wordt bewaakt door twee angstaanjagende schorpioen mensen.
Wanneer deze hem zien komen is er toch één van hen zo vriendelijk om Gilgames te woord te staan en hij vraagt hem waarom hij deze zware reis ondernomen heeft. Hierop antwoordt Gilgamesj:    ‘Ik ben gekomen om Oetanapisjtim ( de bijbelse Noa), mijn voorvader die deel uit maakt van de goden en het eeuwige leven heeft verworven, te zoeken. Het eeuwig leven wens ik te leren kennen.’  De schorpioenman lacht even en antwoordt daarop dat nog nooit  een sterfelijk mens dat gedaan heeft. ‘ Niemand heeft al ooit  het verborgen bergpad gevolg, want om het middelpunt te bereiken zijn 12 dubbel uren nodig. Diep is de duisternis en er is geen licht  ter beschikking’ zo zegt de schorpioenman. Doch Gilgamesj laat zich niet weerhouden en beveelt om de poort te openen. De schorpioenman gaat een stap opzij en zegt daarop ‘ Ga dan gerust, voor jou gaat de poort open’.

Gilgamesj gaat de berg binnen. Hij neemt de zonneweg, de weg die Sjamasj elke nacht volgt op weg naar de dag (van het westen naar het oosten)…de duisternis is diep, diep en diep…er is nergens licht…hij kan noch achteruit noch vooruit kijken…12 dubbeluren lang…daarna is het helder en… Voor hem uit ligt een prachtige tuin met grote bomen en alles is bezaaid met edelstenen. Verwonderd loopt Gilgamesj hier in rond en wordt zo gezien door Sidoeri. Sidoeri is de herbergierster die aan de rand van de zee woont, die voorbij de wereld ligt, en die verfrissend drinken aanbiedt aan de geestelijke dorstigen…ook zij was aan het wandelen in het bos, maar ze vertrouwt hem niet. Ze rent naar haar huis en vergrendelt haar deur. Gilgamesj loop haar achterna en wenst haar te spreken. Van op haar dak aanhoort ze zijn klagend verhaal waarbij hij eindigt met te zeggen dat hij op zoek is naar Oetanapisjtim,om van hem over het geheim van het leven te leren. Ook Sidoeri probeert hem hiervan af te houden en geeft hem de raad: ‘Wees toch gelukkig met de genoegens die je als mens zijn gegeven’…maar ook hier gaat Gilgamesj niet op in en wil weten hoe de weg nu verder moet.

Sodoeri geeft toe en ze zegt dat als hij toch verder wenst, dat hij de zee moet oversteken maar nog nooit heeft iemand dit gedaan behalve Sjamasj. Moeizaam is de oversteek, ongemakkelijk de weg er naar toe en de wateren van de dood versperren overal de doortocht.
Maar Gilgamesj laat zich niet afleiden en blijft halsstarrig volhouden. Daarom vertelt ze hem tenslotte over de veerman Oersjanabi, die verderop aan de kust woont. Dat deze hem misschien wel naar Oetanapisjtim kan brengen… ‘ Bij hem zijn de steendingen die de oversteek mogelijk maken en hij raapt de oernoeslangen op in het bos,  die dienen als oversteekkabels’ zo zegt Sidoeri ‘ Als het mogelijk is maak dan met hem de oversteek anders…keer je echt beter terug op je schreden’
Maar… Gilgamesj twijfelt niet en vervolgt zijn weg.  Doch als bij de veerman aankomt, ontsteekt hij om onverklaarbare redenen in wilde razernij.  Hij neemt zijn bijl en hakt de ‘steen dingen’ stuk, waardoor hij nu eigenhandig zijn overtocht verhinderd heeft, nu de ‘steen dingen’ verbrijzeld zijn.
De veerman laat Gilgamesj rustig uitrazen en vraagt hem dan zijn naam en zijn verhaal. Gilgamesj is uitgeteerd van zijn tocht en ziet er verschrikkelijk uit, angst voor de dood achtervolgt hem en het eeuwig leven is wat hij zoekt… Oersjanabi zegt dan dat hij eigenhandig zijn oversteek heeft verhinderd in zijn woede…je handen mogen het water van de dood nooit raken,… toch wil de veerman Gilgamesj helpen. Hij stuurt hem daarop naar het bos om 120 lange stokken te hakken. Daarna maken ze samen de 45 daagse zware tocht naar de wateren van de dood en op 3 dagen steken ze over. Ze gebruiken daarvoor de 120 stokken (van uit het bos)  om de boot vooruit te duwen, eén stok voor elke duw, zodat Gilgamesj het water niet raakt. Doch wanneer de laatste stok gebruikt is…zijn ze nog niet aan de overkant. Daarom hangen ze hun kleren aan de gestrekte armen van Gilgamesj om de resterende afstand af te leggen met de kracht van de wind…zo komen ze tenslotte aan de oever waar Oetanapisjtim hen opwacht.

Opnieuw doet Gilgamesj zijn klaaglijk verhaal maar Oetanapisjtim heeft geen medelijden. Hij vraagt Giglamesj waarom hij het verdriet aan het najagen is en daar zoveel tijd in steekt, terwijl hij gemaakt is van het vlees van de goden en de mens. ‘Niets duurt eeuwig’ zo zegt hij ‘de goden stelden de dood en het leven in, maar de tijd voor de dood hebben ze niet onthuld’
Maar jij Oetanapisjtim, jij bent als ik en toch blijf je leven’ zo roept Gilgamsj uit. En dan  vertelt Oetanapisjtim hem het verhaal van de zondvloed waarmee de goden de mensheid wilden uitroeien. En hoe hij en zijn vrouw dankzij Enki daaraan ontsnapten met de boot en het zaad van alle levende schepselen. Zes dagen en zeven nachten joeg de wind en de regen en de storm. Bij de zonsopgang van de zevende dag bedaarde het tumult en de storm hield op…alles was stil en de hele mensheid was tot stof vergaan…behalve hij en zijn vrouw.
Enlil was woedend omdat hij nog leefde. Na een gesprek tussen Enki en Enlil besloot Enlil dat Oetanapisjtim en zijn vrouw dan ook maar het eeuwig leven moesten krijgen en worden als goden …en zo slaagden de goden alsnog in hun opzet en hadden ze de hele mensheid vernietigd.
Dit was slechts een eenmalige gebeurtenis als gevolg van de situatie. Toen brachten de goden hem en zijn vrouw naar een land om te wonen bij de mond van rivieren, heilige rivieren die de ononderbroken stroom van de goddelijke wijsheid symboliseerden, die naar het leven van de mensen vloeide.

Na zijn verhaal vraagt Oetanapisjtim aan Gilgamesj;: ‘Wie zal de goden bijeen roepen zodat jij het leven kunt vinden dat je zoekt?… Je wilt onsterfelijk zijn? Begin dan maar om een paar dagen wakker te blijven…je mag zes dagen en zeven nachten niet slapen’
…maar Gilgamesj is uitgeput en hoe erg hij ook zijn best doet…dit lukt hem niet en hij valt al snel in’t slaap…en zo heeft hij zijn doel niet bereikt…bewust onsterfelijk blijven gaat zijn vermogen te boven.
Hij moet nu terug naar Oeroek en hij aanvaardt moedeloos de terugreis. Maar de vrouw van (Zioezudra of ook )Oetnapisjtim heeft medelijden met hem en zij wil hem na al zijn moeite toch niet met lege handen naar huis sturen. Ze praat even met haar man en daarop onthult Oetnapisjtim, Gilgamesj een geheim van de goden , hij zegt: ‘ Op de zeebodem groeit er een wonderplant, als een bloem met doornen, die een mens weer jong maakt… En het is ook een middel tegen onrust’
Meteen bindt Gilgamesj stenen aan zijn voeten en laat zichzelf naar de zeebodem voeren waar hij de plant inderdaad vindt. Hij brengt hem mee terug naar boven en blij geeft hij deze plant de naam: ‘ de oude man wordt weer jong..’  Hij neemt hem nu mee naar huis…samen met de veerman die de opdracht heeft gekregen om hem veilig terug thuis te brengen.
Maar, terwijl Gilgamesj op een bepaald moment een verfrissend bad neemt in een poel, ruikt een slang de plant, ze komt omhoog uit het water en eet ze op. Meteen werpt ze haar huid af terwijl ze terug naar het water gaat. Wanneer Gilgamesj ziet dat de verjongingsplant weg is huilt hij bittere tranen… ‘niets had hij tot een goed eind gebracht’ zo kreunt hij..

Na nog een dagreis komen Gilgamesj en de veerman weer aan in Oeroek waar hij verwelkomt wordt door zijn volk.  Gelouterd en wijzer door zijn ervaringen neemt hij de draad van zijn leven weer op…en trots voert hij de veerman over de muren van zijn stad Oeroek die gemaakt lijken te zijn voor de eeuwigheid.

Dit is het verhaal van Gilgamesj…hij die alles gezien heeft…en hij weet nu dat hij …leeft.

Hij legt zich neer bij zijn sterfelijkheid om te genieten van het leven… NU